Een vrouw schorst het kentekenbewijs van haar voertuig, omdat zij het tijdelijk niet gaat gebruiken. Enkele maanden later haalt zij de auto op bij de garage. Zij vergeet echter de schorsing op te heffen. Op het moment dat zij zich deze fout realiseert, neemt zij meteen contact op met de RDW om dit te melden en te vragen hoe ze het kan herstellen. De RDW bevestigt dat het gebruik nog niet is geregistreerd en adviseert haar af te wachten op een mogelijk bericht van de Belastingdienst.

Enkele weken later ontvangt de vrouw een vooraankondiging van een naheffingsaanslag en een boete vanwege het incidentele weggebruik. Deze aanslag en boete worden definitief opgelegd, maar na bezwaar wordt de boete gedeeltelijk verminderd. Ontevreden met deze beslissing, besluit de vrouw in beroep te gaan.

Volgens de rechtbank leidt de strikte toepassing van de wet in deze situatie tot een onevenwichtige en onredelijke uitkomst die de wetgever niet heeft voorzien en die ook niet van deze tijd is. Goedwillende burgers worden zwaarder belast dan redelijk is. Er is geen sprake van bewijsproblemen en de vrouw had zelf melding gedaan. De rechter oordeelt dat de naheffing en boete moeten worden vernietigd.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:11980 | 15-10-2025

Een vrouw koopt in 2016 een voertuig dat zij gebruikt als kampeerauto. Vanaf dat moment betaalt zij motorrijtuigenbelasting volgens het reguliere personenautotarief. Ze vermoedt niet dat dit onjuist is en gaat ervan uit dat de belastingaanslagen kloppen. Begin 2024 komt zij er via vrienden achter dat kampeerauto’s in aanmerking komen voor een veel lager belastingtarief. Ze onderneemt direct actie en stuurt een verzoek naar de RDW om haar voertuig als kampeerauto te laten registreren. De RDW stuurt dit verzoek door naar de Belastingdienst, die het kampeerautotarief op haar voertuig toepast vanaf het begin van het eerste tijdvak waarin het verzoek is ingediend. Dat is januari 2024.

De vrouw is het hier niet mee eens en maakt bezwaar. Ze stelt dat haar kampeerauto al sinds 2016 aan de wettelijke eisen voldoet en dat zij recht heeft op terugbetaling van te veel betaalde belasting vanaf dat moment. De inspecteur wijst dit bezwaar af en stelt dat hij het kampeerautotarief niet eerder hoeft toe te passen dan de eerste dag van het tijdvak waarin het verzoek om toepassing van het tarief is ontvangen. De vrouw legt haar zaak vervolgens voor aan de rechtbank.

Tijdens de zitting legt de vrouw uit dat zij ten onrechte vertrouwde op de rekeningen van de Belastingdienst en pas later wist van het lagere tarief. De rechtbank oordeelt echter dat het aan de vrouw zelf is om op tijd een verzoek in te dienen. Het betalen van te veel belasting blijft haar eigen verantwoordelijkheid. Bovendien bepaalt de wet dat het kampeerautotarief pas geldt vanaf het tijdvak waarin het verzoek is ingediend. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Bron: Rechtbank Noord-Nederland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNNE:2025:2747 | 02-07-2025