Een bv die een jeugdzorginstelling drijft, brengt jarenlang forse bedragen in aftrek voor verbouwingen, een buitenlandse reis en een personeelsfeest. De inspecteur corrigeert de kosten na een anonieme tip en legt vergrijpboetes op. Volgens de inspecteur gaat het om privéuitgaven van de aandeelhouders en om facturen zonder tegenprestatie. De bv stelt dat de kosten zakelijk zijn en dat de boetes daarom onterecht zijn opgelegd. De vraag is of de aftrek standhoudt. 

Anonieme tip leidt tot boekenonderzoek

De FIOD ontvangt in 2016 een anonieme klikbrief over de bv. De tipgever schrijft dat de drie broers, die indirect aandeelhouders en bestuurders van de bv zijn, facturen laten opmaken voor diensten die nooit zijn geleverd. Er volgt een boekenonderzoek. De inspecteur treft facturen aan voor verbouwingen van ruim € 244.000, een buitenlandse reis van € 20.000 en een ‘personeelsfeest’ van bijna € 56.000. Onderbouwing van deze facturen ontbreekt. Er zijn geen offertes, geen specificaties en geen urenregistraties aanwezig. De verbouwingsfacturen zijn bovendien deels contant betaald aan een vennootschap die later is overgedragen aan een katvanger en vervolgens is ontbonden.

Reis van drie weken met partners

De bv heeft een reis van ruim drie weken naar het buitenland als zakelijke kosten geboekt. Volgens de bestuurder ging het om een groepsreis ter bevordering van de samenwerking tussen de aandeelhouders. De partners mochten mee om de teamgeest te verbeteren. Het hof oordeelt dat het privékarakter zodanig overheerst dat sprake is van een winstuitdeling. De combinatie van de duur, het verblijf op twee locaties en het meereizen van partners maakt dat de bv haar aandeelhouders heeft willen bevoordelen. De aandeelhouders moeten zich van de bevoordeling bewust zijn geweest.

Buitenlandse belastingdienst onthult ware aard personeelsfeest

De bv claimt dat het ‘personeelsfeest’ een evenement was voor personeel, cliënten en hun kinderen. Via een renseignement van de buitenlandse fiscale autoriteiten komt een ander beeld naar voren. Anders dan de bv stelde, duurde het feest tot diep in de nacht. Er waren 400 gasten, een viergangenmenu, vuurwerk en een witte loper naar de dansvloer. De offerte was bovendien gericht aan een van de aandeelhouders persoonlijk en het hof concludeert dat het ‘personeelsfeest’ als een privéfeest aangemerkt moet worden. De kosten zijn daarmee terecht als winstuitdeling aangemerkt.

Patroon rechtvaardigt vergrijpboetes

Het hof ziet een patroon: de bv brengt jarenlang forse bedragen in aftrek zonder deugdelijke onderbouwing. Dat gedrag is gericht op het betalen van te weinig belasting. De bv moet het gevolg hebben gewild of de kans daarop bewust hebben aanvaard. De vergrijpboetes wegens voorwaardelijk opzet worden alleen verminderd vanwege overschrijding van de redelijke termijn.

Bron: Gerechtshof Den Haag | jurisprudentie | ECLI:NL:GHDHA:2025:2317 | 11-08-2025

Als een ondernemer verhuist, kan hij onder voorwaarden, naast de kosten van het overbrengen van de inboedel, een bedrag van € 7.750 aftrekken van de winst. Dit verhuiskostenforfait is alleen aftrekbaar bij een zakelijke verhuizing. Een verhuizing om persoonlijke redenen of een aantrekkelijkere woning kwalificeert niet. De verhuizing moet noodzakelijk zijn voor de werkzaamheden of gericht zijn op het beperken van zakelijke kosten. Is verhuizen vanwege geluidsoverlast een zakelijke verhuizing?

Overlast van de bovenbuurman

Een man werkt 4,5 tot 5 dagen per week als docent in loondienst. Daarnaast schrijft hij onbezoldigd aan een proefschrift en verricht hij incidenteel werkzaamheden als annotator en juridisch adviseur. De docent woont in een huurwoning in Amsterdam, waar hij last heeft van geluidshinder. Een akoestisch onderzoek bevestigt de overlast. In augustus 2016 verhuist de man naar een grotere en duurdere huurwoning elders. In zijn aangifte claimt hij het verhuiskostenforfait van € 7.750 als aftrekpost bij zijn resultaat uit overige werkzaamheden. Volgens hem was de verhuizing noodzakelijk om zijn werkzaamheden te kunnen voortzetten.

Persoonlijk motief, geen zakelijke aftrek

Het hof staat de aftrek niet toe. De man heeft niet aannemelijk gemaakt dat de geluidsoverlast hem daadwerkelijk belemmerde in het verrichten van zijn werkzaamheden. Hij erkent zelf dat de overlast hem beperkte in zijn woongenot. Dat het daarnaast ‘niet fijn werken’ was, is onvoldoende. Bovendien wijst het hof erop dat de nieuwe woning groter en aantrekkelijker is, wat duidt op persoonlijke motieven.

Wanverhouding tussen kosten en inkomsten

Het hof voegt daar nog iets aan toe. De man verdiende vrijwel zijn gehele inkomen in loondienst. Zijn nevenactiviteiten leverden in 2016 slechts € 1.820 aan inkomsten op en namen na 2016 alleen maar af. Het zou volgens het hof alle redelijkheid te buiten gaan om voor zulke beperkte werkzaamheden verhuiskosten te maken. Er zou dan sprake zijn van een evidente wanverhouding tussen nut en uitgave.

Bron: Gerechtshof Amsterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:GHAMS:2025:3025 | 21-07-2025

Een bv leent bijna drie ton aan haar zustervennootschap. Toen het misging en de lening waardeloos werd, wilde zij die afwaarderen ten laste van de winst. De Belastingdienst stak daar een stokje voor.

De lening zonder waarborgen

In 2017 en 2018 leent de bv respectievelijk € 270.000 en € 12.500 aan haar zustervennootschap. Beide vennootschappen hebben dezelfde dga. De leningovereenkomst werd achteraf opgesteld, was niet gedateerd en bevatte vage bepalingen. De aflossing en looptijd moesten nog nader bepaald worden. Daarnaast werden geen zekerheden afgesproken. Er werd geen pandrecht op de aandelen gevestigd. De zustervennootschap leent het geld direct door aan haar Duitse dochter, een GmbH die een kledingzaak exploiteert. Ook daarbij zijn geen concrete afspraken gemaakt over terugbetaling. Het eigen vermogen van de zuster was al negatief en werd alleen maar negatiever. De Duitse dochter deed het nog slechter, met een negatief eigen vermogen van € 166.122 eind 2018.

Afwaardering geblokkeerd

In 2019 en 2020 waardeert de bv de lening volledig af. De Belastingdienst weigert dit, met als argument dat het een onzakelijke lening betreft. Geen onafhankelijke derde zou onder deze voorwaarden hebben geleend aan een verlieslijdende vennootschap. De rechtbank is het met de Belastingdienst eens. Het debiteurenrisico is veel te groot. Er zijn geen echte zekerheden, geen aflossingsschema en geen concrete vooruitzichten op terugbetaling. Dat in Duitsland de dga als Gesellschafter hoofdelijk aansprakelijk is, doet er niet toe. De Duitse regels gelden niet voor de lening tussen de Nederlandse zussen.

De troostprijs via e-mail

Toch behaalt de bv nog een kleine overwinning. De inspecteur heeft in een e-mail toegezegd dat de rentevordering wel in aftrek mag worden gebracht. De inspecteur beweert later dat dit deel was van een compromisvoorstel, waar de bv niet op heeft gereageerd. De rechtbank oordeelt dat de toezegging over de rente losstaat van het compromis. De rente mag op grond van het vertrouwensbeginsel alsnog in mindering worden gebracht op de winst. 

Rechtbanken botsen over belastingrente

De bv vecht ook de belastingrente aan. Rechtbank Noord-Nederland oordeelde in soortgelijke zaken dat deze hoge rente onredelijk is. De overgang van 0,01 procent tijdens COVID naar 8 procent daarna is te gortig. Tegen die uitspraak loopt nu een sprongcassatie bij de Hoge Raad. De bv vraagt de rechtbank om te wachten tot de Hoge Raad de knoop doorhakt, maar de rechtbank weigert. Zij ziet geen reden om de wettelijke regeling opzij te zetten. De wetgever kiest bewust voor deze percentages na de COVID-periode. Dat andere rechtbanken er anders over denken, maakt voor deze zaak niet uit.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:9283 | 30-10-2025

Wie beweert dat geld gestolen is, moet dat kunnen aantonen. Een verhaal alleen is simpelweg niet genoeg. Een schoenherstelbedrijf uit Noord-Holland komt hier bij de rechtbank achter. De rechtbank gelooft niet in het verhaal over diefstal van € 42.844 aan kasomzet. Dat een diefstal van deze omvang pas na vijf jaar wordt ontdekt, is ongeloofwaardig.

Een sociale daad die verkeerd afloopt

Het begint allemaal als een goedbedoeld gebaar. De eigenaar van het schoenherstelbedrijf laat de zoon van een bevriende oud-schoenmaker op therapeutische basis in zijn winkel werken. Een kans voor iemand die het moeilijk heeft. Eind 2018 blijkt die man geld uit de kas te stelen en extra kasafslagen te maken. Wanneer dat uitkomt, betaalt de vader van de dief ruim € 900 terug. De eigenaar laat het daarbij. Naar eigen zeggen weet hij niet dat er meer verdwenen is.

Dan komt de Belastingdienst

Vijf jaar later komt de Belastingdienst de boeken controleren. De conclusie is dat er in 2018 maar liefst € 57.106 meer omzet is geweest dan de ondernemer heeft aangegeven. De reactie van de eigenaar is dat het geld gestolen moet zijn door de man die destijds in de winkel werkte. Hij wil daarom € 42.844 afgetrokken zien als kosten. De Belastingdienst gelooft er niets van. De zaak belandt bij de rechtbank.

De rechtbank heeft grote twijfels

Het oordeel van de rechtbank is dat er veel te weinig bewijs is. Het verhaal is ongeloofwaardig. De ondernemer geeft geen concrete uitleg over wanneer en hoe hij die grote diefstal precies heeft ontdekt. Hij kan niet toelichten hoe hij op het bedrag van € 42.844 komt. Er is geen aangifte bij de politie gedaan en er is geen enkele documentatie van kasverschillen overgelegd. Vooral dat laatste punt vindt de rechtbank veelzeggend. Het bedrijf maakt namelijk dagelijks kasafslagen waarop de contante en girale omzet staan vermeld. Een kasverschil van ruim veertigduizend euro moet daarop toch opvallen? Het is niet aannemelijk dat een diefstal van deze omvang pas bij controle door de Belastingdienst, vijf jaar na dato, aan het licht komt, oordeelt de rechter. Het wekt de schijn dat het verhaal pas verzonnen is op het moment dat de Belastingdienst met correcties komt.

Bron: Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2025:9380 | 07-08-2025

Een varkenshouder vormt voorzieningen voor luchtwassers en asbestsanering. De inspecteur vordert na. Het hof oordeelt dat de voorzieningen terecht zijn gecorrigeerd. Voor investeringen ten behoeve van toekomstige bedrijfsvoortzetting kan geen voorziening worden gevormd ten laste van de winst

Oude stallen, nieuwe regels

Een maatschap exploiteert een varkensbedrijf met twaalf stallen op vier locaties. Alle stallen bevatten nog asbest. In de aangifte worden voorzieningen voor asbestsanering en voor luchtwassers opgenomen. De inspecteur stelt de aanslag conform de aangifte vast. Pas in 2020, bij een verzoek om geruisloze inbreng in een bv, vraagt de inspecteur om toelichting. In 2021 volgt een navorderingsaanslag waarbij beide voorzieningen worden gecorrigeerd.

Drie eisen voor een voorziening

Voor een voorziening gelden drie cumulatieve eisen. De uitgaven moeten:

  1. hun oorsprong vinden vóór de balansdatum;
  2. aan die periode kunnen worden toegerekend; en
  3. zich met redelijke zekerheid voordoen.

Het hof oordeelt dat de uitgaven voor luchtwassers niet voldoen aan de toerekeningseis. De kosten houden verband met voortzetting van het bedrijf na 2020 en kunnen daarom niet aan 2017 worden toegerekend. Voor de asbestsanering ontbreekt de vereiste zekerheid. Er was in 2017 geen wettelijke verplichting, alleen een wetsvoorstel voor een verbod vanaf 2025. De offerte dateert van na de balansdatum. De varkenshouder heeft niet aangetoond dat hij voor eind 2017 concrete plannen had voor sanering.

Geen ambtelijk verzuim of gewekt vertrouwen

De varkenshouder stelt dat de inspecteur de voorzieningen bij de primitieve aanslag had moeten onderzoeken. Het hof verwerpt dit. De inspecteur mag uitgaan van de juistheid van de aangifte. De hoogte van de dotaties was niet opvallend. Ook het beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. De varkenshouder heeft niet aangetoond dat de inspecteur bij een eerdere omzetbelastingcontrole heeft toegezegd dat de voorzieningen zouden worden geaccepteerd. Dat de inspecteur de voorzieningen bij de latere vpb-aanslag heeft geaccepteerd, zegt niets over de aftrekbaarheid in 2017. Bij iedere balansdatum moet opnieuw worden beoordeeld of aan de drie eisen is voldaan.

Bron: Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch | jurisprudentie | ECLI:NL:GHSHE:2025:2766 | 02-09-2025

De Belastingdienst kijkt kritisch naar kunstbezit in bv's. De collectie moet een zakelijke functie vervullen binnen de onderneming, zoals decoratie in ontvangstruimtes of als onderdeel van een kunsthandel. Persoonlijke voorkeuren van de dga, huiselijke opstelling en het ontbreken van bedrijfsmatige activiteiten met de kunst zijn rode vlaggen. Voor fiscale erkenning van kunstverliezen gelden strenge eisen. Selectieve verkoop van alleen verliesgevende werken versterkt de indruk van fiscale manipulatie. Dit blijkt uit een uitspraak van rechtbank Gelderland, waarbij een slimme constructie met een dochtervennootschap wordt doorgeprikt.

Selectieve verkoop voor verliesrealisatie

Een projectontwikkelings bv bezit jarenlang een kunstcollectie van 82 werken, voornamelijk uit de Cobra-periode. In december 2017 richt de vennootschap een dochter-bv op. Twee dagen later verkoopt zij selectief 43 schilderijen aan deze dochter voor € 759.700. Dit zijn precies die werken waarvan de getaxeerde waarde lager ligt dan de boekwaarde. Zo realiseert de bv een boekverlies van € 907.145. Twee weken na de verkoop voegt de moedermaatschappij de dochter in haar fiscale eenheid. De Belastingdienst weigert de aftrek van het boekverlies.

Persoonlijke motieven zijn doorslaggevend

De rechtbank stelt vast dat de kunstcollectie is aangekocht ter bevrediging van persoonlijke behoeften van de dga. Verschillende feiten wijzen hierop. De dga heeft een persoonlijke voorkeur voor Cobra-kunst en de collectie hangt in het kantoorgedeelte van zijn woonhuis. De kunst vervult geen enkele functie binnen de onderneming. Na 2009 vindt geen nieuwe aankoop plaats en houdt de vennootschap geen administratie bij van de waardeontwikkeling. Tot de taxatie in 2017 toont belanghebbende geen interesse in de collectie als bedrijfsmiddel.

De constructie faalt

De selectieve verkoop verraadt het werkelijke motief. Alleen kunstwerken met een lagere getaxeerde waarde dan de boekwaarde worden overgedragen om bewust een fiscaal verlies te creëren. De gemachtigde bevestigt ter zitting openlijk dat deze fiscale weg wordt bewandeld om een boekverlies te realiseren. Het moment van oprichting van de dochtervennootschap, twee dagen vóór de verkoop, en de snelle fiscale eenheidsvorming ondersteunen het oordeel dat sprake is van een kunstmatige constructie zonder zakelijke grond.

Eerdere waarschuwing genegeerd

Uit het dossier blijkt dat de Belastingdienst al in 2009 tijdens een boekenonderzoek constateert dat de schilderijen uit persoonlijke motieven zijn aangekocht. Destijds werd afgesproken dat niet meer kan worden afgeschreven op de collectie. Deze eerdere bevinding wordt nu tegen de bv gebruikt.

Bron: Rechtbank Gelderland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBGEL:2025:7610 | 09-09-2025